Dankzij de natuur klopt ons hart en stroomt bloed door ons lichaam, kunnen we zien, horen, praten en bewegen. Wij mensen hebben niet altijd door dat wij ook een kwetsbaar onderdeel zijn van de natuur. In onze gemeente heeft de natuur het mogelijk gemaakt dat wij konden overleven. Zo gebruikten mensen de dunne berkentwijgen om er bezems mee te maken, die werden in de volksmond rijsbessems genoemd.
Er werden bezems van struikhei en brem gemaakt. Van de wortels van pijpenstrootje (bunt), werden pannensponzen gemaakt. Ook stengeltjes van dopheide gebruikten ze voor boenders, boenderhei. Mensen verdienden de kost met het plukken van margrieten en korenbloemen en verkochten deze in Etten, Roosendaal en Breda. Om zich te verwarmen werd hout, turf, steenkool en later gas gebruikt.
Van wilgenhout maakten mensen manden en vlechtwerken. Hoe men dakpannen moest leggen is afgekeken van de schubben die vlinders op hun vleugels hebben, ook dennen en sparrenkegels zijn hiermee uitgerust om inregenen tegen te gaan. Het bouwen van vliegtuigen is afgekeken van vogelvleugels. Klittenband bestaat al heel lang bij planten om hun zaden te verspreiden. Denk aan kleefkruid en klitwortel.