Tot 50 jaar geleden was de kneu, in onze streek kneuter of heikneuter genoemd, een hele gewone en mooie verschijning. Hun nestjes waren te vinden op heidevelden, braamplekken, frambozen en bessenstruiken. Later zelfs in de coniferen in onze tuinen. De kneuter behoort net als de mus tot de vinken. Ze eten vooral rijpe en onrijpe zaden, insecten en rupsjes.
Door alle veranderingen door mensen teweeg gebracht is hun leefgebied sterk achteruit gegaan. Wij dulden vaak niet dat vogels rondom ons huis verblijven. Het maaien van bramen, soms midden in het broedseizoen, draagt er ook niet aan bij. Gelukkig zie ik steeds meer wilde bloemen in de bermen waarin zij rijpe en onrijpe zaden en insecten kunnen vinden.
In de tijd dat je overal kneuters tegenkwam vond ik dat heel gewoon. Tegenwoordig spring ik van mijn fiets om ze goed te kunnen bekijken en van hun schoonheid en zang van de mannetjes te genieten. Na het broedseizoen leven ze graag in groepen. Het zijn vogels die een sieraad vormen in onze streek en leefomgeving. Laten we hen een nieuwe kans bieden en van ze genieten.