Je ziet ze steeds minder. Ringmussen waren tot voor 50 jaar geleden een hele gewone en mooie verschijning in onze dorpen. In mijn jeugd broeden ze onder de oude Hollandse dakpannetjes waar dikwijls de goot ontbrak. Verder maakten ze hun nesten in doorgroeide en bloeiende meidoornheggen. Dit gebeurde vaak in kolonievorm. De ringmus heeft een voorkeur voor boomrijk agrarisch cultuurland.
Vooral aan de rand van dorpen en bij boerderijen is het een vogel die je om het huis is aantreft. Sommige Nederlandse vogels zwerven in de winter rond en kunnen tot in Frankrijk belanden. Maar het merendeel van de broedvogels blijft hier. De ringmus lijkt veel op de huismus maar heeft een roodbruine kop, lichte wangen met donkere wangvlek, klein zwart befje en een witte bijna doorlopende nek rand.
Man en vrouw zijn niet van elkaar te onderscheiden. Inmiddels is de ringmus met ruim 80% afgenomen. De ringmus is gelukkig nog een talrijke broedvogel in het oosten van het land. De twee legsels per jaar hebben gemiddeld 5 eieren. Deze worden twee weken bebroed. Mijn broer Wiek had een ringmus tam gemaakt. Hij reed met Wiek mee op het fietsstuur en haalde Wiek af bij school.