De herfst of najaar verandert onze leefomgeving. De dagen worden merkbaar korter, de nachten langer. Meestal zijn er meer regen en winderige dagen. Stilaan maakt de natuur zich op voor de komende winter. Bladeren aan bomen en struiken verkleuren van groen naar geel, rood en bruin om uiteindelijk af te vallen. Het wordt of is een kale beweging. Gedurende enkele maanden verandert onze omgeving niet.
Een groot deel van onze vogels trekt naar het zuiden, andere vogels komen vanuit het noorden gedurende de winter bij ons op bezoek om te overleven. Het is daarom verstandig om de vogels te voeren en de bessen aan hun te laten. Voor ons zijn de bessen een sieraad voor de dieren een manier om de winter te overleven. Vleermuizen, egels, padden, kikkers en salamanders houden een winterslaap.
De eekhoorn legt een voedselvoorraad aan en duikt bij winterse omstandigheden in zijn warme nest. Dit alles door hormonen. Zij “vertellen” wat er gedaan moet worden om de winter te overleven. Ook bij mensen. We gaan in de herfst en winter periode warme kleding dragen, de verwarming wordt een graadje hoger gezet, het licht gaat vroeger aan. Het eten wordt aangepast naar winterse stampotten.