Mulder is het dialectwoord voor molenaar. De meikever wordt in een grote regio ook molenaar genoemd, omdat de fijne haartjes op zijn vleugels doen denken aan het meelstof waarmee de molenaar bedekt was. Meulenair hoorde ik van mijn leeftijdsgenoten uit Willebrord. Paterke en Kapucijner was algemeen in onze gemeente. Het duidde op de bruine meikevers. Beiden droegen bruine pijen (kleren).
De meikever voedt zich met bladeren van zomereik, beuk en haagbeuk. Bladeren van esdoorn, walnoot, wilgen hazelaar worden ook gegeten. Dikke wittige larven van de meikever eten aan wortels van planten, voornamelijk grassen en worden engerlingen genoemd. Na drie jaar kruipen ze als meikever uit de grond.
Mulders schudden, was een heel gewoon verschijnsel dat door ouderen werd geleerd aan kinderen. Ze zongen er een liedje over en hoopten dat de mulder, die op hun hand zat ging vliegen. Soms lukte het tot blijdschap van de zangertjes. “Mulderke, mulderke tel oew geld en gaot dan nog us vliege, anders komme de dieven, de dieve neeme oew mee int veld, mulderke mulderke tel oew geld”. Ook werd de meikever in een luciferdoosje gestopt. Het kriebelen van de mulder, als hij in de hand werd gehouden, noemde men kriffelen.